Uitspraak
(bestreden besluit) bij de weigering van de uitkering gebleven.
OVERWEGINGEN
SamenvattingHet gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellant per 13 april 2021 geen WIAuitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen en kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
Inleiding
Het oordeel van de Raad
(voor de in de primaire fase geselecteerde functie) in het rapport van 29 juni 2021 voldoende gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. De grond dat deze functies niet geschikt zijn gelet op de werkdruk, collegiale dynamiek, emotie-regulatie en handklachten houden niet meer in dan de stelling dat er meer medische beperkingen zijn dan door het Uwv zijn aangenomen en deze stelling treft, zoals hiervoor is overwogen, geen doel.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 4.375,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.