ECLI:NL:CRVB:2024:125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen ZW-uitkering aan appellante na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar per 20 januari 2021 een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Het Uwv had eerder, op 2 maart 2021, besloten dat appellante niet toereikend arbeidsongeschikt was, en dit besluit werd in de rechtbank bevestigd. Appellante stelde dat haar medische situatie was verslechterd, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts had vastgesteld dat haar beperkingen niet waren toegenomen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling van 15 juli 2020. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de claim van appellante konden onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van een ZW-uitkering. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.