ECLI:NL:CRVB:2024:1186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 21 juni 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante betwist deze beslissing van het Uwv en stelt dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 mei 2024, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H. Akbaba, en het Uwv door mr. M.W.L. Clemens.
De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De medische beoordeling door het Uwv is zorgvuldig uitgevoerd, en de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante beperkingen heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat zij niet in staat zou zijn om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat de medische belastbaarheid van appellante op overtuigende wijze is gemotiveerd en dat de geselecteerde functies passend zijn. Appellante heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die zou kunnen leiden tot een andere conclusie.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 13 juni 2024.