Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
R.D. van den Heuvel.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een man uit Turkije, had een IVA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op de grond dat zijn volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht 29 januari 2022 als beoordelingsmoment had genomen, aangezien op die datum de CGRP-inhibitor, een medicijn dat mogelijk verbetering zou kunnen brengen, onder strikte voorwaarden in het basispakket van de zorgverzekering werd vergoed. De Raad concludeerde dat er voldoende onderbouwing was dat er nog verbetering van de benutbare mogelijkheden van de appellant te verwachten was, en dat de beperkingen daarom niet duurzaam waren. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat de appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat het Uwv niet verplicht was om een fictieve Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op te stellen. De uitspraak betekent dat de toekenning van een WGA-uitkering in stand blijft en dat de appellant geen recht heeft op een IVA-uitkering.