ECLI:NL:CRVB:2024:1168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen per 24 januari 2022. Appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving, stelde dat haar medische beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad concludeerde dat, hoewel er sprake is van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerdere WIA-uitkering, appellante in staat is om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. De geselecteerde functies werden als medisch geschikt beoordeeld.
Het procesverloop begon met een hoger beroep ingesteld door mr. M.H.J.M. Stassen, advocaat van appellante, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. De Raad heeft de zaak via beeldverbinding behandeld en kwam tot de conclusie dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 14 februari 2022 correct was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor herleving van haar recht op uitkering. De Raad benadrukte dat de medische beoordeling door de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat appellante geen nieuwe gronden had ingediend die de eerdere conclusies konden weerleggen. De beslissing houdt in dat appellante geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontvangt, aangezien het hoger beroep niet slaagde.