ECLI:NL:CRVB:2024:1099
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in voorlopige voorziening WIA-VV
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. Hilkens, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend in verband met de beëindiging van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 april 2023. Tijdens de zitting op 22 juni 2023 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door mr. S.C. Leinders, terwijl het Uwv niet verscheen. Het onderzoek ter zitting werd geschorst en er werd een deskundige benoemd voor verder onderzoek.
Op 8 februari 2024 trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg hij om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv voerde verweer op 26 maart 2024. De Raad besloot het onderzoek ter zitting achterwege te laten en sloot het onderzoek. De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het Uwv de WGA-loonaanvullingsuitkering van verzoeker ongewijzigd had voortgezet op basis van een nieuwe beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Hierdoor was er geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het nieuwe besluit niet voortkwam uit het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, en er was geen aanleiding voor terugbetaling van het griffierecht.