ECLI:NL:CRVB:2024:1088
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de conclusie dat de appellant over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank had eerder de beslissing van het Uwv in stand gelaten, waarbij werd geoordeeld dat de appellant in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische situatie van de appellant, die onder andere ADHD en handklachten omvatte. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de appellant niet voldeed aan de criteria voor een Wajong-uitkering. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De uitspraak bevestigde de weigering van de Wajong-uitkering, waardoor de appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.