ECLI:NL:CRVB:2024:1066
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere weigeringen op toekenning op grond van de Wuv en de Wubo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van appellante om herziening van eerdere afwijzingen van haar aanvragen om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers (Wubo). Appellante, geboren in het voormalig Nederlands-Indië en in het bezit van de Indonesische nationaliteit, heeft in het verleden meerdere keren aanvragen ingediend die telkens zijn afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe feiten of gegevens heeft gepresenteerd die aanleiding zouden geven om de eerdere afwijzingen te herzien. De Raad onderschrijft het standpunt van verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat de eerdere beslissingen terecht zijn genomen, aangezien er geen relevante nieuwe informatie is aangeleverd die de afwijzingen zou kunnen onderbouwen.
De procedure begon met een beroep van appellante tegen twee besluiten van verweerder van 2 maart 2023, waarin de eerdere afwijzingen zijn gehandhaafd. Tijdens de zitting op 10 april 2024 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door A.L. van de Wiel. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, waaronder de eerdere afwijzingen en de argumenten van appellante. De Raad concludeert dat de verzoeken om herziening niet slagen, en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Appellante heeft geen recht op toekenningen op grond van de Wuv of de Wubo, en krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.