ECLI:NL:CRVB:2024:106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontving, had hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn uitkering door het Uwv. Het Uwv had echter na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit genomen, waarmee volledig aan appellant was tegemoetgekomen. Hierdoor had appellant geen procesbelang meer, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met een besluit van 11 augustus 2022 de beëindiging van de WIA-uitkering ongedaan heeft gemaakt en de uitkering per 25 januari 2021 heeft gecontinueerd. Dit betekende dat appellant met zijn hoger beroep geen resultaat meer kon bereiken dat voor hem feitelijk van betekenis was. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.750,-. Ook is het Uwv verplicht om het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.