Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellante. Appellante had een aanvraag ingediend voor algemene bijstand, omdat zij per 1 april 2020 een woning toegewezen had gekregen in [woonplaats 1]. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante volgens hen geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De rechtbank Noord-Holland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat appellante vanaf 5 juli 2020 wel haar hoofdverblijf had op het opgegeven adres, maar de afwijzing voor de periode van 1 april 2020 tot 5 juli 2020 in stand gelaten.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 5 maart 2024, waar appellante en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het college. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het zwaartepunt van het persoonlijke leven van appellante en haar woon- en leefsituatie centraal stonden. De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het opgegeven adres had in de periode van 1 april 2020 tot 5 juli 2020. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de afwijzing van de aanvragen om bijstand in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.