Uitspraak
PROCESVERLOOP
IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend aan [ex-werknemer] , ex-werknemer van appellante (ex-werknemer). Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 23 december 2021 (bestreden besluit) bij de toekenning met ingang van 25 mei 2021 gebleven.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
IVA-uitkering heeft toegekend aan ex-werknemer. Volgens appellante dient ex-werknemer per een eerdere datum in aanmerking te worden gebracht voor een IVA-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht met ingang van 25 mei 2021 een IVA-uitkering heeft toegekend aan ex-werknemer.
Inleiding
ex-werknemer na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 10 mei 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Bij besluit van 4 juni 2020 heeft het Uwv de loongerelateerde
WGA-uitkering van ex-werknemer met ingang van 10 augustus 2020 omgezet in een
WGA-loonaanvullingsuitkering. Tegen deze besluiten zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
ex-werknemer of dat het onderzoek in deze situatie onzorgvuldig heeft plaatsgevonden omdat alleen telefonisch met ex-werknemer is gesproken. Niet valt in te zien wat een fysiek spreekuurcontact meer dan een telefonisch spreekuurcontact had kunnen bijdragen aan de vaststelling van de duurzaamheid met ingang van één van de door appellante genoemde data in 2018. De verzekeringsartsen hebben aangenomen dat ex-werknemer bekend is met diverse aandoeningen. De aandoeningen zijn voornamelijk chronisch en kennen een wisselend verloop. Er is bij ex-werknemer sprake van medische problematiek met beperkte kans op verbetering van de arbeidsbeperkingen. De verzekeringsartsen hebben afdoende gemotiveerd dat ten tijde van de eerdere beoordelingen op diverse punten verbetering van de belastbaarheid van ex-werknemer was te verwachten en dat daarom van een duurzaamheidssituatie toen nog geen sprake was. Gegeven de verslechtering van de medische problematiek daarna, is inmiddels sprake van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend geacht en heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de daarin opgenomen conclusies. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep van appellante op de uitspraak van 30 maart 2021 van de rechtbank Gelderland [1] geen doel treft omdat in die zaak – kort gezegd – de verzekeringsarts niet heeft onderzocht wat een aannemelijke datum is voor het ontstaan van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Dat is bij
ex-werknemer wel onderzocht. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellante geen bezwaar heeft ingediend tegen de besluiten van 13 maart 2018 en 4 juni 2020 waarbij
ex-werknemer volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is geacht. Uit de Wet WIA vloeit niet voort dat het Uwv, na de toekenning van een WIA-uitkering, verplicht is ambtshalve een herbeoordeling uit te voeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat als appellante meende dat ex-werknemer al eerder volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moest worden geacht, het in dit geval op haar weg lag om op dat moment bij het Uwv een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid aan te vragen.
Het oordeel van de Raad
.Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
ex-werknemer sprake is van verschillende chronische aandoeningen met een wisselend beloop. Per einde wachttijd was sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden omdat ex-werknemer een ingreep had ondergaan en was opgenomen in een ziekenhuis. Naast deze operatie gold ook een behandeladvies waarvoor ex-werknemer was verwezen naar een diëtiste. Daarmee had een beter functioneel resultaat kunnen ontstaan wat tot aanzienlijke verbetering van de belastbaarheid had kunnen leiden tot een niveau wat verenigbaar zou kunnen zijn met duurzame arbeid. Uit het contact met ex-werknemer blijkt dat hij in het voorjaar van 2021 een operatie heeft ondergaan, voor een andere aandoening dan waaraan hij per einde wachttijd was geopereerd, en dat hij voor dezelfde problematiek in augustus 2021 nogmaals geopereerd zou worden. Er is in 2021 dus sprake van een toename van andere problematiek waardoor er een noodzaak is voor verdergaande beperkingen in 2021
.Deze beperkingen zouden in 2018, als er toen geen sprake zou zijn geweest van een situatie van geen benutbare mogelijkheden hooguit beperkt in de FML zijn neergelegd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er ontbreekt medische informatie op grond waarvan twijfel zou kunnen ontstaan aan de juistheid van deze medische beoordeling en op grond waarvan kan worden aangenomen dat de beperkingen van ex-werknemer vóór 25 mei 2021 al duurzaam waren. Dat de huidige FML met de duurzame beperkingen al gold in 2018 blijkt niet uit het dossier. In het rapport van 20 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende gemotiveerd waarom hij dat standpunt niet kan volgen.