ECLI:NL:CRVB:2023:996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
20 / 1061 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil over de kostenveroordeling na intrekking van het beroep. Appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het college van burgemeester en wethouders van Tiel, vertegenwoordigd door mr. I. Sangster, tegemoetkwam in het resterende geschilpunt. De zitting vond deels via videobellen plaats op 22 juni 2022, waarna de behandeling werd geschorst. Op 3 april 2023 is het onderzoek ter zitting voortgezet, waar appellant opnieuw zijn hoger beroep introk en verzocht om een kostenveroordeling voor de gemaakte proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, die bepalen dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 3.766,50, te betalen door het college aan appellant. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

20.1061 WMO15

Datum uitspraak: 15 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 februari 2020, 19/2998 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tiel (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft, deels via videobellen, plaatsgevonden op 22 juni 2022. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Sangster. Ter zitting is de behandeling geschorst.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 april 2023. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Sangster. Appellant heeft het hoger beroep ter zitting ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ter zitting van 3 april 2023 is gebleken dat het college appellant tegemoetkomt in het thans nog resterende geschilpunt. Appellant heeft daarop het hoger beroep ingetrokken.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting: totaal 2 punten) en € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor hoger beroepschrift, 1 punt voor de zitting op 22 juni 2022 en 0,5 punt voor de zitting op 3 april 2023: totaal 2,5 punt).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.766,50, te betalen door het college aan appellant.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) I. van der Hout