Uitspraak
21.4154 ZW
OVERWEGINGEN
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellant heeft zich met ingang van 23 april 2019 ziek gemeld voor zijn werk. Het dienstverband is per 17 november 2019 beëindigd. Het Uwv heeft appellant vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
ZW-uitkering betreft en heeft het Uwv de ZW-uitkering met ingang van 16 september 2020 beëindigd. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van 2 oktober 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491, betoogd dat in arbeidsongeschiktheidszaken in bezwaar een volledige heroverweging moet plaatsvinden en dat dit betekent dat, indien de medische grondslag van het besluit wordt betwist en in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een verzekeringsarts, in de bezwaarfase betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep op een fysiek spreekuur moet worden gezien.
28 juli 2020 beperkingen aangenomen. Wat betreft de darmproblemen is de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgegaan van een Prikkelbare Darm Syndroom (PDS), welke past bij somatisch onvoldoende verklaarbare lichamelijke klachten (SOLK). Bovendien bleek uit de medische informatie van de MDL-arts dat de darmproblemen van appellant rond de datum in geding meevielen. Daarom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor deze problemen geen medische beperkingen aangenomen. Met betrekking tot de prostaatklachten blijkt uit de ontvangen informatie van de uroloog dat appellant een licht verhoogde PSA-waarde had, waaruit de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afgeleid dat sprake is van leeftijd gerelateerde plasproblemen. Ook deze klachten hebben niet geleid tot het aannemen van beperkingen. Anders dan appellant ter zitting heeft gesteld, is het enkele feit dat sprake is van risicofactoren, geen aanleiding voor het aannemen van meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook overigens afdoende gemotiveerd dat in de FML van 28 juli 2020 voldoende rekening is gehouden met de medische beperkingen van appellant. Appellant heeft geen medische gegevens in geding gebracht die twijfel oproepen over de juistheid van de in de FML vastgelegde medische beperkingen. Er bestaat daarom geen aanleiding te voldoen aan het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen.