ECLI:NL:CRVB:2023:956

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
18/6616 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de geschiktheid van bepaalde functies voor appellante in het kader van de Ziektewet. De Raad heeft de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderschreven, die stelde dat appellante in de functies van montagemedewerker, monteur/monteuse en medewerker bloemzaadproductie niet meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen, zoals beschreven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 december 2017. De Raad concludeert dat appellante terecht niet meer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld.

Het procesverloop omvatte een tussenuitspraak van de Raad op 12 mei 2022, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd opgedragen om de geschiktheid van de functie van soldering operator deugdelijk te motiveren. Na deze tussenuitspraak heeft het Uwv rapporten ingediend van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarin de geschiktheid van de functies werd beoordeeld. Appellante heeft zienswijzen ingediend, maar de Raad oordeelt dat de arbeidsdeskundige de functies adequaat heeft beoordeeld en dat appellante in staat is om de werkzaamheden uit te voeren.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep een deugdelijke arbeidskundige onderbouwing heeft gegeven voor het bestreden besluit, maar dat dit besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Desondanks concludeert de Raad dat de gebreken niet hebben geleid tot benadeling van de belanghebbenden en dat een besluit met gelijke uitkomst zou zijn genomen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.766,50, en bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 172,- aan appellante vergoedt.

Uitspraak

18.6616 ZW

Datum uitspraak: 17 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
22 november 2018, 18/311 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 12 mei 2022 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2022:1060, gedaan (tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 mei 2022 ingezonden.
Appellante heeft een zienswijze naar voren gebracht. Het Uwv heeft in reactie hierop een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 augustus 2022 ingezonden.
Appellante heeft haar zienswijze nog aangevuld met een nader stuk, waarop het Uwv heeft gereageerd met een rapport van de arbeidsdeskundige van 9 december 2022.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en
omstandigheden verwijst de Raad naar de tussenuitspraak.
1.2.
In de tussenuitspraak is het Uwv opgedragen om de geschiktheid van de functie van soldering operator (SBC-code 111180) deugdelijk te motiveren gelet op de toelichting bij item 1.3 (herinneren) van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 december 2017.
1.3.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkens het rapport van 20 mei 2022 de functie soldering operator laten vervallen. Vervolgens een soortgelijke functie in dezelfde SBC-code aan de schatting in het kader van de Ziektewet ten grondslag gelegd, te weten de functie montagemedewerker (SBC-code 111180). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het Resultaat functiebeoordeling van
20 mei 2022 de mogelijke overschrijdingen gemotiveerd. Aan de beoordeling zijn nu de functies monteur/monteuse (SBC-code 267050), montagemedewerker (SBC-code 111180) en medewerker bloemzaadproductie (SBC-code 111010) ten grondslag gelegd, waarmee appellante ongewijzigd in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen.
1.4.
Appellante heeft in haar zienswijze aangevoerd dat de functie montagemedewerker gelet op de functieomschrijving niet geschikt is in verband met dyslexie en haar beperking in het visuele geheugen. Voor instructies die in beelden worden aangeboden, wordt appellante beperkt door de visuele geheugenstoornis. Voor instructies die in tekst worden aangeboden, wordt zij beperkt door dyslexie. Appellante heeft aangevoerd dat de functie monteur/monteuse eveneens ongeschikt is vanwege de dyslexie en de beperking in het visuele geheugen. Appellante heeft voorts aangevoerd dat de functie medewerker bloemzaadproductie ongeschikt is, omdat zij hooikoorts heeft en allergisch is voor pollen/stuifmeel.
1.5.
In het rapport van 22 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gereageerd op de zienswijze van appellante.
2. De Raad oordeelt als volgt.
2.1.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de functie soldering operator niet langer gehandhaafd. De functie montagemedewerker in dezelfde SBC-code is wel geschikt geacht. In het rapport van 22 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat appellante volgens de FML in staat is om eenvoudige teksten te lezen. Ook is toegelicht dat in de functie montagemedewerker niet hetzelfde beoordelingspunt ten aanzien van het visueel geheugen voorkomt als in de vervallen functie van soldering operator. Voor de functie montagemedewerker geldt: “Werkt hierbij a.h.v. bij aanvang opdracht verkregen orderformulieren (schematische werktekening met specificatie, kleurcodes, opsomming en volgorder van componenten)”. Hieruit blijkt volgens de arbeidsdeskundige dat de werktekening gevolgd kan worden. Voor deze functie is het niet noodzakelijk dat de printplaten op het visuele geheugen gemaakt worden.
2.1.2.
Over de functie monteur/monteuse (SBC-code 267050) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat er in deze functie geen sprake is van bovennormaal beroep op het geheugen, maar dat de planborden, kaarten, voorbeelden en instructies kunnen worden gevolgd.
2.1.3.
In de rapporten van 8 maart 2022 en 9 december 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat de functie medewerker bloemzaadproductie (SBC-code 111010) geschikt is voor appellante. Uit de FML van 8 december 2017 blijkt dat appellante door de verzekeringsarts op item 3.9.1 (overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden) voor haar allergie beperkt is geacht op wespen/muggen,
hazelaar- en berkenbomen, zonneallergie. Er blijkt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet van een allergie voor de in die functie aanwezige bloempollen. In het rapport van 8 maart 2022 heeft de arbeidsdeskundig analist vermeld dat het voor de bloempollen gaat om het werken met cyclamen en, in bepaalde perioden, met primula’s. Dit is geen familie van de hazelaar of berk, zodat dit volgens de FML geen belemmering vormt.
2.1.4.
De conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep worden onderschreven. In de functies montagemedewerker, monteur/monteuse en medewerker bloemzaadproductie wordt de belastbaarheid van appellante, zoals beschreven in de FML van 8 december 2017, niet overschreden. Gelet op het mediane loon van deze functies is appellante ongewijzigd in staat om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, zodat appellante terecht niet meer in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Conclusie is dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld.
2.2.
Het Uwv heeft pas in hoger beroep, naar aanleiding van de tussenuitspraak, een deugdelijke arbeidskundige onderbouwing gegeven voor het bestreden besluit. Dit leidt tot de conclusie dat dit besluit niet met de door artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat het in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet deugdelijk was gemotiveerd. Deze gebreken zullen met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd. Aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. Ook als deze gebreken zich niet zouden hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.
3. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
4. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze worden begroot op € 1.674,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en € 2.092,50 (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de zienswijze), in totaal € 3.766,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.766,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 172,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E.X.R. Yi