ECLI:NL:CRVB:2023:91

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22 / 1049 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 17 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1049 MAW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2022, werd in april 2022 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,-. In de brief werd aangegeven dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering in mei 2022, heeft appellante het griffierecht niet tijdig voldaan. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het griffierecht, maar heeft daarbij niet betwist dat het griffierecht verschuldigd was. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was. Hierdoor kon het hoger beroep niet inhoudelijk worden behandeld. De uitspraak werd gedaan door rechter Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier A.F. Hulskes, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 januari 2023
22/1049 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2022, 20/3885 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Staatssecretaris van Defensie (Staatssecretaris)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 8 april 2022 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 9 mei 2022 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op 12 april 2022, aangevuld op 4 en 5 juni 2022, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het griffierecht. In haar toelichting op dit bezwaar vermeldt zij uitdrukkelijk dat zij geen beroep doet op betalingsonmacht en niet de hoogte van het griffierecht betwist. Op grond van de beschikbare gegevens kan daarom redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) A.F. Hulskes
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.