In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die als schoonheidsspecialiste werkzaam was. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet, maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft haar bijstand ingetrokken op basis van bijschrijvingen op haar bankrekening die verband hielden met haar werkzaamheden. Appellante heeft betwist dat zij contante betalingen heeft ontvangen voor haar diensten en stelt dat de bijschrijvingen op haar rekening geen inkomsten zijn. De Raad oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante ook contante betalingen heeft ontvangen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen over de bijstand van appellante over de relevante periode, waarbij het recht op bijstand opnieuw moet worden vastgesteld op basis van de bijschrijvingen op haar bankrekening. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar het college wordt veroordeeld in de kosten van appellante.