ECLI:NL:CRVB:2023:9
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1971, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De beslissing was gebaseerd op een medische beoordeling door een verzekeringsarts, die concludeerde dat appellant in het verleden, tussen zijn achttiende en de aanvraagdatum, in staat was om regulier werk te verrichten en het wettelijk minimumloon te verdienen. Appellant heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening hield met de medische situatie van appellant. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte bepaalde gronden niet heeft besproken, waaronder de vraag of hij het minimumloon heeft verdiend en of de geselecteerde functies passend zijn gezien zijn beperkingen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de rechtbank de relevante gronden adequaat had behandeld en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.