ECLI:NL:CRVB:2023:895
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante, geboren in 1987 en afkomstig uit Polen, heeft in Nederland een wisselend arbeidsverleden gehad en heeft op 8 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante volgens de verzekeringsarts ten minste vier uur per dag belastbaar is en er geen medische redenen zijn voor een urenbeperking. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij al vanaf haar geboorte een oogziekte heeft en dus niet in staat is om ten minste vier uur per dag te werken. De Centrale Raad heeft echter geoordeeld dat de onderzoeken van het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat appellante arbeidsvermogen heeft. De Raad heeft geen discrepantie gezien tussen de medische rapporten van de Poolse en Nederlandse artsen en heeft de argumenten van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd.
De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de strenge criteria die gelden voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering.