Uitspraak
20.1432 ZW
OVERWEGINGEN
Van der Burgh-Huurman levert daarmee een bevestiging op van de juistheid van de door het Uwv opgestelde FML. Uit de door appellant overgelegde medische informatie valt evenmin af te leiden dat nog meer en specifiek verdergaande psychische beperkingen bij appellant hadden moeten worden aangenomen. In zijn brief van 18 november 2018 heeft de behandelend psycholoog vermeld dat hij appellant heeft geadviseerd stressoren te vermijden. Daarmee is in de FML van 30 juli 2019 rekening gehouden met onder meer beperkingen voor deadlines en productiepieken en omgaan met conflicten. De stelling van de psycholoog in zijn brief van
15 juli 2019 dat hij appellant niet meer staat acht tot het verrichten van arbeid is, mede in het licht van een andere beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv en de verzekeringsarts Van der Burgh-Huurman, onvoldoende overtuigend. Het inschatten van arbeidsbeperkingen behoort niet tot de expertise van de psycholoog. Daarbij heeft de psycholoog de stelling dat appellant geen arbeidsmogelijkheden heeft, niet toegelicht. Ook is niet duidelijk welke arbeid de psycholoog voor ogen heeft gehad en of hij ermee bekend was dat het Uwv en Van der Burgh-Huurman appellant alleen geschikt achtte voor mentaal weinig belastende functies waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit de door de psycholoog gestelde diagnoses. Er is dan ook geen reden om aan de vastgestelde beperkingen in de FML te twijfelen.