ECLI:NL:CRVB:2023:853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring verzoek om herziening van uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2023 uitspraak gedaan over het verzet van verzoekster tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar verzoek om herziening. Het verzoek om herziening was eerder op 7 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Verzoekster was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet ingediend. Tijdens de zitting op 24 maart 2023 zijn beide partijen niet verschenen, maar hadden zij voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zijn.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat het griffierecht terecht is geheven en dat er geen sprake is van miscommunicatie over de betaling van het griffierecht. Verzoekster had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland en had in verschillende zaken griffierecht voldaan. Het verzoek om herziening van de uitspraak met nummer 20/463 PW, dat het nummer 21/3570 PW heeft gekregen, vereiste ook betaling van griffierecht. De Raad concludeert dat het griffierecht te laat is voldaan, waardoor het verzoek om herziening niet in behandeling kon worden genomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding om proceskosten aan verzoekster te vergoeden. Het griffierecht van € 131 zal worden teruggestort door de griffier van de Raad. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.