ECLI:NL:CRVB:2023:853

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
21 / 3570 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring verzoek om herziening van uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2023 uitspraak gedaan over het verzet van verzoekster tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar verzoek om herziening. Het verzoek om herziening was eerder op 7 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Verzoekster was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet ingediend. Tijdens de zitting op 24 maart 2023 zijn beide partijen niet verschenen, maar hadden zij voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zijn.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat het griffierecht terecht is geheven en dat er geen sprake is van miscommunicatie over de betaling van het griffierecht. Verzoekster had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland en had in verschillende zaken griffierecht voldaan. Het verzoek om herziening van de uitspraak met nummer 20/463 PW, dat het nummer 21/3570 PW heeft gekregen, vereiste ook betaling van griffierecht. De Raad concludeert dat het griffierecht te laat is voldaan, waardoor het verzoek om herziening niet in behandeling kon worden genomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding om proceskosten aan verzoekster te vergoeden. Het griffierecht van € 131 zal worden teruggestort door de griffier van de Raad. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 mei 2023
21/3570 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, 8:108, eerste lid en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juli 2021, 20/463 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het verzoek om herziening van verzoekster op
7 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het verzoek niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht.
Verzoekster is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is op de zitting van 24 maart 2023 aan de orde gesteld waar partijen niet zijn verschenen. Dat hadden beide partijen vooraf aan de Raad laten weten.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 7 juni 2022 is het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift voert verzoekster onder andere aan dat er sprake is van een miscommunicatie met betrekking tot het griffierecht tussen twee zaken waarvan in één zaak het CAK partij was.
De Raad overweegt dat er in deze zaak terecht griffierecht is geheven en dat er geen sprake is van miscommunicatie. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Bij de Raad heeft verzoekster hoger beroep ingediend tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland en om een voorlopige voorziening verzocht. Deze zaken hebben de nummers 20/463 PW en 20/4235 PW gekregen. Daarnaast liep er nog een zaak met het nummer
20/364 ZVW. In al deze zaken is het griffierecht voldaan en inhoudelijk uitspraak gedaan. Vervolgens heeft verzoekster herziening gevraagd van de uitspraak met nummer 20/463 PW. Die zaak heeft nummer 21/3570 PW. Ook voor dit verzoek om herziening moet griffierecht worden betaald. Hierover heeft verzoekster een aparte brief, een nota en een herinnering ontvangen. In deze zaak is het griffierecht veel te laat voldaan. Dat is de reden dat het verzoek om herziening niet in behandeling kan worden genomen. In de uitspraak van
7 juni 2022 is het verzoek dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan verzoekster te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Het griffierecht van € 131 zal worden teruggestort door de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2023.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) K.M. Geerman

EBV