Uitspraak
21 4045 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Stein. Het college had de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken omdat de appellant vanaf 1 november 2018 inkomsten uit arbeid had die hoger waren dan de voor hem geldende bijstandsnorm. De appellant had verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de Raad oordeelde dat de redelijke termijn van vier jaar voor de totale duur van de procedure niet was overschreden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat het college niet op een onredelijke wijze gebruik had gemaakt van zijn verrekeningsbevoegdheid. De rechtbank had vastgesteld dat het terugvorderingsbesluit en het verrekeningsbesluit niet met toepassing van artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hadden hoeven meeliften met het intrekkingsbesluit, omdat bij dat besluit geen verplichting tot het betalen van een geldsom was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de gronden die de appellant in hoger beroep had aangevoerd, een herhaling waren van wat hij in beroep had aangevoerd, en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan.
De Raad wees het verzoek om aanvullende schadevergoeding af, omdat de procedure binnen de redelijke termijn was afgehandeld. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.