ECLI:NL:CRVB:2023:788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1996, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van het oordeel dat hij arbeidsvermogen heeft. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant stelde dat hij niet in staat is om minimaal één uur aaneengesloten en vier uren per dag te werken, en voerde aan dat de verzekeringsartsen niet voldoende onderbouwd hadden dat er behandelingen mogelijk zijn die tot verbetering zouden kunnen leiden. Hij verzocht de Raad om een onafhankelijke verzekeringsarts te benoemen.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de appellant in medische zin beschikt over arbeidsvermogen. De informatie van de behandelend sector werd bij de beoordeling betrokken en bood geen onderbouwing voor de stelling van de appellant dat hij niet in staat zou zijn om te werken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de aanvraag voor de Wajong-uitkering terecht was afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.