ECLI:NL:CRVB:2023:780

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
21/4481 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. I. Amghar, advocaat van appellant, na een eerdere tussenuitspraak van de Raad op 14 juli 2022. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van de intrekking van het beroep, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 november 2022 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.

Appellant heeft op 10 januari 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de gemaakte proceskosten in zowel beroep als hoger beroep beoordeeld.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt voor rechtsbijstand, die zijn begroot op € 1.674,- voor het beroep en € 1.674,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 3.348,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T. Dompeling en griffier E.X.R. Yi.

Uitspraak

21/4481 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
25 november 2021, 20/6780 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 april 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I. Amghar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft op 14 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1621) een tussenuitspraak gedaan.
Mr. M. Shaaban, advocaat, heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het Uwv heeft op 15 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij e-mail van 10 januari 2023 heeft mr. Shaaban namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Awb is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 november 2022 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor de aan hem verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.348,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.348,-.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) E.X.R. Yi