Uitspraak
25 november 2021, 20/6780 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. I. Amghar, advocaat van appellant, na een eerdere tussenuitspraak van de Raad op 14 juli 2022. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van de intrekking van het beroep, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 november 2022 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.
Appellant heeft op 10 januari 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de gemaakte proceskosten in zowel beroep als hoger beroep beoordeeld.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt voor rechtsbijstand, die zijn begroot op € 1.674,- voor het beroep en € 1.674,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 3.348,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T. Dompeling en griffier E.X.R. Yi.