ECLI:NL:CRVB:2023:750

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
22 / 404 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kosten van bijstand na motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2023, gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Ferm Werk, dat betrekking heeft op de terugvordering van bijstands kosten. Het bestreden besluit, dat dateert van 23 december 2021, stelde het terugvorderingsbedrag vast op € 196.655,81 voor de periode van 13 oktober 2006 tot en met 31 januari 2017. Appellanten, die bijgestaan werden door een advocaat en een tolk, voerden aan dat het besluit niet voldoende gemotiveerd was, omdat het niet duidelijk maakte hoe het terugvorderingsbedrag was berekend.

De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur erkende dat het bestreden besluit niet voldeed aan het motiveringsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Desondanks besloot de Raad om het motiveringsgebrek te passeren op basis van artikel 6:22 van de Awb, omdat het aannemelijk was dat appellanten hierdoor niet benadeeld waren. Het dagelijks bestuur had het gebrek hersteld door in een brief van 18 oktober 2022 de berekening van het terugvorderingsbedrag alsnog inzichtelijk te maken.

De Raad concludeerde dat het beroep ongegrond was, maar veroordeelde het dagelijks bestuur wel in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.674,- en bepaalde dat het dagelijks bestuur het in beroep betaalde griffierecht van € 50,- moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

22.404 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Ferm Werk van 23 december 2021
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van Ferm Werk (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 18 april 2023
Zitting heeft: E.J.M. Heijs
Griffier: Y.S.S. Fatni
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. S Wortel, advocaat, en B. Badouri, tolk. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. van der Voorn en S. de Rooy.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.674,-;
  • bepaalt dat het dagelijks bestuur het in beroep betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 23 december 2021 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur, ter uitvoering van de uitspraak van 9 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2792, het bedrag van de terugvordering van de kosten van bijstand van appellanten over de periode van 13 oktober 2006 tot en met 31 januari 2017 vastgesteld op € 196.655,81.
Het dagelijks bestuur heeft erkend dat uit het bestreden besluit niet volgt hoe het terugvorderingsbedrag is berekend en dat daarmee sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel als bedoeld in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad ziet aanleiding met toepassing van artikel 6:22 van de Awb aan het motiveringsgebrek voorbij te gaan, omdat aannemelijk is dat appellanten daardoor niet zijn benadeeld. Het dagelijks bestuur heeft dit gebrek immers gedurende het beroep hersteld. Met de brief van
18 oktober 2022 heeft het dagelijks bestuur de berekening alsnog inzichtelijk gemaakt en toegelicht. Hieruit blijkt dat het bij het bestreden besluit vastgestelde en gebruteerde terugvorderingsbedrag te laag is vastgesteld, maar het dagelijks bestuur heeft te kennen gegeven niet ten nadele van appellanten te zullen terugkomen van dit lagere bedrag.
De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten en opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y.S.S. Fatni (getekend) E.J.M. Heijs