ECLI:NL:CRVB:2023:733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
22 / 1875 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van Anw-uitkering met terugwerkende kracht en de beoordeling van bijzondere gevallen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in 1976, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) na het overlijden van haar echtgenoot in 2016. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had haar een Anw-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot juli 2015, maar appellante was van mening dat zij recht had op een uitkering vanaf de datum van overlijden van haar man. De Svb had in haar besluitstelling aangegeven dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat een verdere terugwerkende kracht rechtvaardigde dan één jaar, zoals bepaald in artikel 33, vierde lid, van de Anw.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellante op de hoogte was van het bestaan van de Anw-uitkering, maar een onjuiste opvatting had over haar recht daarop. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardprocedure rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had besloten om de uitkering pas met ingang van juli 2015 toe te kennen en dat appellante geen gelijk kreeg in haar hoger beroep. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

22.1875 ANW

Datum uitspraak: 20 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2022, 21/2676 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats 1] ( Marokko ) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
Appellante is geboren in 1976 en in 1993 gehuwd. De echtgenoot van appellante, geboren in 1952, is op [datum overlijden] overleden. Op 5 juli 2016 heeft appellante een aanvraag gedaan voor toekenning van een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Besluitvorming Svb
1.2.
Met een besluit van 17 mei 2018 is aan appellante met ingang van juli 2015 een Anwuitkering toegekend, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid meer dan 45% was. De uitkering bedraagt € 1195,30 netto per maand en zij heeft recht op een nabetaling van € 33.101,95. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de uitkering.
1.3.
Bij het bestreden besluit van 19 maart 2021 is het bezwaar tegen het besluit van 17 mei 2018 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat geen sprake van een bijzonder geval dat maakt dat met een verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar een uitkering moet worden toegekend. Appellante was wel op de hoogte van het bestaan van een Anw-uitkering maar had een onjuiste opvatting over het recht daarop. Appellante is veertien jaar getrouwd geweest en haar echtgenoot heeft al die tijd in Nederland gewoond. Zij had informatie kunnen (laten) inwinnen over het recht op een Anw-uitkering.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Er is geen sprake is van een bijzonder geval, omdat niet is gebleken dat appellante haar eigen belangen niet kon behartigen. Ook was appellante van het bestaan van een Anw-uitkering op de hoogte maar dacht zij ten onrechte dat zij daar geen recht op had. Onder verwijzing naar rechtspraak van deze Raad [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat onbekendheid met wet- en regelgeving geen reden om een bijzonder geval aan te nemen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van appellante om ervoor te zorgen dat zij op de hoogte is van haar mogelijke aanspraak op een Anw-uitkering. Dat appellante niet naar school is geweest of weinig contact heeft met anderen doet daar niet aan af. Zij is ook in staat gebleken om met behulp van een derde een aanvraag in te dienen.
Standpunt in hoger beroep
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij een nabestaandenuitkering wil hebben vanaf de datum van het overlijden van haar man.
Het oordeel van de Raad
4.1.
In geschil is of de Svb terecht heeft besloten om eerst met ingang van1 juli 2015 een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen.
4.2.
De Svb heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 33, vierde lid, van de Anw. Op grond van dit artikellid kan het recht op uitkering niet worden vastgesteld over tijdvakken gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de Svb de aanvraag heeft ontvangen. In de tweede volzin van dit artikellid is verder bepaald dat de Svb in bijzondere gevallen bevoegd is af te wijken van het bepaalde in de eerste volzin. Daarbij beoordeelt de Svb eerst of sprake is van een bijzonder geval. Alleen als dit het geval is, is de Svb bevoegd de uitkering met een terugwerkende kracht van meer dan een jaar toe te kennen. Er is volgens het beleid van de Svb sprake van een bijzonder geval indien de belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of indien de belanghebbende onbekend was met zijn mogelijke recht op uitkering en deze onbekendheid verschoonbaar was. Dit beleid is in de jurisprudentie in algemene zin aanvaard. [2]
4.3.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak voldoende besproken en gemotiveerd waarom in het geval van appellante geen sprake is van een bijzonder geval. De Raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen en onderschrijft de overwegingen waarop de rechtbank dit oordeel baseert. Nu geen sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 33, vierde lid, van de Anw komt de Svb niet de bevoegdheid toe aan de toekenning van de uitkering verdere terugwerkende kracht dan één jaar te geven
.
Conclusie
5. Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt en het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.J. van der Veldt

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par consequent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de E.J. van der Veldt en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20 Avril 2023.