ECLI:NL:CRVB:2023:696
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een persoonsgebonden budget voor aanpassing van de badkamer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) van € 3.133,66 voor de aanpassing van de badkamer van appellante. Appellante had eerder een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, die deze aanvraag in 2018 had goedgekeurd. De aanpassing omvatte het plaatsen van een douche op afschot en een douchezitje met armleuningen. Na bezwaar heeft het college deze besluiten gehandhaafd, maar appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat het college zorgvuldig onderzoek had verricht. De door het college ingeschakelde arts had vastgesteld dat appellante belemmeringen ondervond bij het douchen, wat de noodzaak voor de aanpassingen onderstreepte. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het college een deskundige op ergonomisch gebied had moeten raadplegen en dat de voorgestelde maatwerkvoorziening niet realiseerbaar was. De Raad overwoog echter dat appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe gronden had aangevoerd en dat de rechtbank de eerdere gronden afdoende had besproken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bij de vaststelling van het pgb kon uitgaan van de huidige indeling van de badkamer. De toegekende voorziening bood voldoende compensatie voor de beperkingen van appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak.