ECLI:NL:CRVB:2023:657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanspraak op OVW-periodieken door politieambtenaar
In deze zaak heeft appellante, werkzaam bij de politie, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de aanspraak op onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) periodieken. Appellante heeft herziening gevraagd van een eerdere beslissing van de korpschef van 16 december 2014, waarin werd bepaald dat zij geen recht had op OVW-periodieken. De korpschef had eerder besloten dat appellante per 24 maart 2018 was herplaatst in een andere functie, maar de vraag was of zij recht had op OVW-periodieken met terugwerkende kracht tot juli 2018.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van de korpschef, waardoor deze in rechte vaststonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante had kunnen opmaken uit de besluiten dat aan haar functie geen OVW-periodieken waren verbonden. Het herzieningsverzoek impliceert dat appellante erkende dat de eerdere besluiten in rechte vaststonden. De Raad heeft ook het betoog van appellante verworpen dat er sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat zij geen bezwaar had gemaakt, terwijl andere medewerkers dat wel hadden gedaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 7 april 2023 door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier E.P.J.M. Claerhoudt.