ECLI:NL:CRVB:2023:631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en onderzoek in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand van appellante met ingang van 7 juni 2021, na een eerdere opschorting van die bijstand. Het dagelijks bestuur had de bijstand opgeschort omdat appellante niet was verschenen op een gesprek dat bedoeld was om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante betwistte de noodzaak van de machtiging en stelde dat er geen concreet signaal was dat een onderzoek in Turkije noodzakelijk maakte. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het dagelijks bestuur bevoegd was om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstand, ook zonder voorafgaand signaal. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat appellante niet had meegewerkt aan het opstellen van de machtiging en dat het dagelijks bestuur terecht de bijstand had ingetrokken. De uitspraak werd gedaan op 4 april 2023.