ECLI:NL:CRVB:2023:586

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
22 / 730 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping boetebesluit en opdracht tot nieuw besluit op bezwaar inzake verrekening kinderbijslag en kindgebonden budget

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die kinderbijslag en kindgebonden budget ontvangt voor zijn dochters die in Slowakije wonen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een boetebesluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en verzoekt om schadevergoeding. De Svb had appellant een boete opgelegd van € 935,24 en een bedrag van € 2.236,01 aan te veel ontvangen kinderbijslag verrekend. De Raad oordeelt dat de Svb niet duidelijk heeft gemaakt welk deel van het verrekende bedrag uit kinderbijslag en welk deel uit kindgebonden budget bestaat. De Raad concludeert dat de Svb niet bevoegd is om kindgebonden budget te verrekenen met kinderbijslag en herroept het boetebesluit. De Raad geeft de Svb de opdracht om opnieuw te beslissen op de bezwaren van appellant tegen de verrekeningsbesluiten. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond.

Uitspraak

22/730 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2022, 21/2908 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te Amsterdam (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 30 maart 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van door appellant geleden schade.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met zaak 21/2503 AKW en 21/3440 AKW plaatsgevonden op 20 januari 2023. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd. Na de zitting is zaak 22/730 AKW weer gesplitst. In de andere zaken is afzonderlijk uitspraak gedaan op 3 maart 2023. [1]

OVERWEGINGEN

Samenvatting

De Svb heeft te veel ontvangen kinderbijslag en kindgebonden budget onder meer verrekend met kinderbijslag en een boete opgelegd. De Raad concludeert dat niet duidelijk is voor welk deel het verrekende bedrag uit kinderbijslag bestaat en voor welk deel mogelijk uit kindgebonden budget. Voor zover dit kindgebonden budget is, is de Svb niet bevoegd dit met kinderbijslag te verrekenen. De Svb moet opnieuw op de bezwaren tegen de verrekeningsbesluiten beslissen. De Raad herroept het boetebesluit.

Inleiding en besluiten van de Svb

1.1.
Appellant ontvangt kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en kindgebonden budget op grond van de Wet op het kindgebonden budget (Wkb) (samen: gezinsbijslag) voor zijn dochters, die bij zijn echtgenote in Slowakije wonen.
1.2.
Met een besluit van 19 februari 2021 (boetebesluit) heeft de Svb aan appellant een boete opgelegd van € 935,24 op grond van artikel 17a van de AKW.
1.3.
Bij een tweede besluit van 19 februari 2021 heeft de Svb vastgesteld dat appellant door aanpassing van de kinderbijslag een bedrag van € 2.236,01 te veel heeft ontvangen. Samen met de boete van € 935,24 komt dit op een te betalen bedrag van € 3.171,25. Vanaf het eerste kwartaal van 2021 zal gedurende vijf kwartalen kinderbijslag worden ingehouden.
1.4.
Met een besluit van 7 maart 2021 heeft de Svb aan appellant toegekende proceskosten van € 315,- en een toegekende dwangsom van € 1.442,- met de openstaande vordering verrekend.
1.5.
Met de beslissing op bezwaar van 21 april 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard en zijn verzoek om schadevergoeding afgewezen.
1.6.
Bij besluit van 14 juni 2021 heeft de Svb appellant bericht dat een toegekende dwangsom van € 1.442,- en een bedrag aan griffierecht van € 48,- met de openstaande vordering wordt verrekend. Het bedrag van € 731,24 wat dan overblijft, zal aan appellant worden uitbetaald.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit mede gericht geacht tegen het besluit van 14 juni 2021. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Standpunten in hoger beroep

3. In hoger beroep hebben partijen de volgende standpunten ingenomen.
3.1.
Appellant voert in de kern het volgende aan. De vordering die de Svb op appellant stelt te hebben is niet juist en de boete is ten onrechte opgelegd. Ook is de Svb niet bevoegd tot verrekening van deze vordering met bedragen waar appellant recht op heeft. Appellant verzoekt de Raad om prejudiciële vragen te stellen. Appellant vraagt om een schadevergoeding van € 2.950,- per onjuiste beslissing of handeling van de Svb.
3.2.
De Svb heeft ter zitting toegelicht dat de bevoegdheid tot herziening en terugvordering van het kindgebonden budget bij de Belastingdienst/Toeslagen ligt. De Svb heeft niet kunnen verduidelijken waar het bedrag van € 2.236,01 uit bestaat. Voor welk deel dit kinderbijslag is en voor welk deel kindgebonden budget is niet uitgezocht. De Svb heeft verder laten weten de opgelegde boete niet te willen handhaven.

Oordeel van de Raad

4. De Raad oordeelt als volgt.
Boetebesluit
4.1.
De Svb heeft laten weten de opgelegde boete niet te handhaven. De Raad zal daarom de aangevallen uitspraak op dit punt vernietigen, het beroep op dit punt gegrond verklaren, het bestreden besluit in zoverre vernietigen en het boetebesluit van 19 februari 2021 herroepen.
De Raad is bevoegd te oordelen over de verrekening
4.2.
De Raad acht zich bevoegd te beslissen op het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak. In het bestreden besluit is onder meer kinderbijslag op grond van de AKW niet aan appellant uitbetaald, totdat evenveel is ingehouden als hij te veel aan kinderbijslag dan wel kindgebonden budget heeft ontvangen. Dit betekent dat het bestreden besluit moet worden geacht (ook) zijn grondslag te vinden in de AKW. De AKW is vermeld in artikel 9 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op artikel 8:105, eerste lid, van de Awb, is de Raad bevoegd om te oordelen over het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak.
Geen wettelijke grondslag voor verrekening van kindgebonden budget met kinderbijslag
4.3.
Naar het oordeel van de Raad bestaat geen wettelijke grondslag voor de verrekening van te veel betaald kindgebonden budget met nog uit te betalen kinderbijslag. Voor de overwegingen waarop dit oordeel berust, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 30 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:540.
4.4.
De Svb heeft niet kunnen uitleggen voor welk deel het terug te betalen bedrag van
€ 2.236,01 bestaat uit kinderbijslag en voor welk deel uit kindgebonden budget. Hierdoor is niet vast te stellen in hoeverre de Svb kindgebonden budget met nog uit te betalen kinderbijslag heeft verrekend en wat het gevolg hiervan is voor de resterende verrekening. Het bestreden besluit en het besluit van 14 juni 2021 zijn in strijd met de wet voor zover het verrekening van kindgebonden budget met nog uit te betalen kinderbijslag betreft. Nu niet is vast te stellen voor welk bedrag te veel betaalde kinderbijslag is verrekend, is het bestreden besluit in zoverre onvoldoende gemotiveerd en kan dit besluit om die reden al geen stand houden.
Schade
4.5.
Het verzoek van appellant om vergoeding van schade is onvoldoende onderbouwd en komt alleen al daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
Conclusie
5. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. De Raad verklaart het beroep tegen het bestreden besluit en het besluit van 14 juni 2021 gegrond. De Raad zal het bestreden besluit vernietigen. Verder zal de Raad het boetebesluit van 19 februari 2021 herroepen en bepalen dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het te vernietigen bestreden besluit. Voor zover het gaat om de verrekening beschikt de Raad niet over voldoende gegevens om geheel zelf in de zaak te voorzien. De Raad zal daarom de Svb de opdracht geven een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen de verrekeningsbesluiten van 19 februari 2021, 7 maart 2021 en 14 juni 2021. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door de Svb te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
Proceskosten
6. Op grond van artikel 8:75 van de Awb, in samenhang met artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, kunnen proceskosten uitsluitend worden vergoed als sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde van appellant kan niet aangemerkt worden als iemand die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Voor vergoeding van proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit en het besluit van 14 juni 2021 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het boetebesluit van 19 februari 2021;
  • draagt de Svb op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen tegen de verrekeningsbesluiten van 19 februari 2021, 7 maart 2021 en 14 juni 2021, met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om vergoeding van schade af;
  • bepaalt dat de Svb aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en Y. Sneevliet en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen- van Bekkum
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt