ECLI:NL:CRVB:2023:583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en aanspraak op toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen, maar verzocht om verhoging van deze uitkering wegens hulpbehoevendheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verhoging. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. Appellante stelde dat zij niet gehoord was tijdens de hoorzitting en dat het Uwv te laat had beslist op haar bezwaar. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had aangenomen dat appellante had afgezien van een hoorzitting. Daarnaast werd vastgesteld dat het Uwv tijdig had beslist op het bezwaar, waardoor er geen dwangsom verschuldigd was. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen recht had op verhoging van haar WIA-uitkering, omdat zij al in belangrijke mate werd ondersteund door een persoonsgebonden budget (PGB).
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier N. Zwijnenberg.