ECLI:NL:CRVB:2019:3893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verhoging WAO-uitkering op basis van hulpbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag tot verhoging van de WAO-uitkering van appellante. Appellante ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had verzocht om verhoging van haar uitkering in verband met haar hulpbehoevendheid. Het Uwv had de aanvraag afgewezen, omdat uit onderzoek van een verzekeringsarts was gebleken dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verhoging van de uitkering. De Raad onderschreef het standpunt van het Uwv dat appellante hulp nodig heeft bij enkele essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen, maar dat zij reeds in belangrijke mate in haar behoefte aan oppassing en verzorging wordt voorzien door de thuiszorg. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van belang een verdergaande oppassing en verzorging noodzakelijk was. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de aan appellante toegekende voorzieningen voldoende waren en dat de aanvraag om verhoging van de uitkering niet kon worden toegewezen. De beslissing van de Raad houdt in dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.