In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2023, wordt de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een verrekeningsbesluit beoordeeld. Appellant, werkzaam als rechtshulpverlener, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stein, dat proceskostenvergoedingen aan zijn cliënt X had verrekend met openstaande vorderingen. Het college verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat hij geen rechtstreeks belang had bij het besluit, maar enkel een afgeleid belang van X. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad bevestigt dat appellant geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Daarnaast wordt het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn voor appellant is overschreden, en kent een schadevergoeding van € 500,- toe, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij verrekeningsbesluiten en de rechten van rechtshulpverleners in dergelijke procedures.