ECLI:NL:CRVB:2023:555

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
19/4141 WIA-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van proceskosten in hoger beroep en schadevergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/4141 WIA-R. De uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 februari 2023, waarin een te laag bedrag aan proceskosten was vermeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. T.A. Vetter, had verzocht om rectificatie omdat het eerder vastgestelde bedrag van € 3.348,- niet overeenkwam met de afspraken die tijdens de zitting waren gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten in hoger beroep, op basis van de gemaakte afspraken en de geldende wegingsfactor, in totaal € 6.696,- dienen te bedragen.

De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgenomen rectificatie. Aangezien er geen reacties zijn ontvangen, heeft de Raad besloten om de uitspraak van 13 februari 2023 te rectificeren. De gewijzigde onderdelen van de uitspraak zijn nu vastgesteld, waarbij de totale proceskosten die door het Uwv aan de betrokkene moeten worden betaald, zijn begroot op € 8.099,25. Dit bedrag omvat zowel de proceskosten in hoger beroep als de kosten van bezwaar.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd voor zover deze was aangevochten, het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, en het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen aan de betrokkene. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.

Uitspraak

19/4141 + 22 / 3805 WIA-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 13 februari 2023, 19/4141 WIA.
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Bij emailbericht van 16 2021 heeft mr. T.A. Vetter, gemachtigde van betrokkene de Raad verzocht de uitspraak van 13 februari 2023 (19/4141 WIA en 22/3805 WIA) te rectificeren omdat daarin een te laag bedrag proceskosten is vermeld. In de uitspraak is opgenomen dat een bedrag van € 3.348,- moet worden betaald terwijl ter zitting was afgesproken dat in totaal een bedrag van € 6.696,- was afgesproken (4 punten in hoger beroep (per punt € 837,-) met een wegingsfactor 2.
De Raad is, gelet daarop, voornemens zijn uitspraak te rectificeren.
Partijen zijn bij brief van 1 maart 2023 in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de rectificatie van de uitspraak zoals hierna wordt weergegeven.
De Raad wijzigt onderdeel 6 en het dictum van de uitspraak van 13 februari 2023 (19/4141 WIA, 22/3805 WIA) aldus dat deze onderdelen luiden als volgt:
6. Verder bestaat aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten in hoger beroep. Gelet op wat tussen partijen ter zitting van 9 februari 2022 is afgesproken, waarbij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een wegingsfactor van 2 “zeer zwaar” is overeengekomen, worden de proceskosten in hoger beroep begroot op 4 punten vermenigvuldigd met € 837,- (het bedrag per punt in het Bpb) zijnde € 3.348,-. Het bedrag van € 3.348 wordt vervolgens vermenigvuldigd met de wegingsfactor 2. De totale proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 6.696,-. De rechtbank heeft een proceskostenveroordeling uitgesproken waar betrokkene zich in kan vinden. Voorts komen, met inachtneming van het Bpb, de kosten van het bezwaar voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden begroot op € 1.194,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting). De waarde per punt bedraagt € 597,- en het gewicht van de zaak wordt als gemiddeld aangemerkt, dus factor 1. De totale proceskosten te betalen door het Uwv zijn dus € 8.099,25 (zijnde € 6.696,- + € 1.194,- + € 209,25).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van 31 augustus 2022 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan betrokkene van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 857,14;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan betrokkene van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.142,86;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van in totaal € 8.099,25;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 209,25;
- bepaalt dat van het Uwv een griffierecht wordt geheven van € 548,-.
In de brief van 1 maart 2023 is meegedeeld dat partijen binnen twee weken een reactie kunnen geven. Indien binnen deze termijn van partijen geen reactie wordt ontvangen de Raad er dan van uit kan gaan dat er geen bezwaar bestaat tegen rectificatie van de uitspraak van
13 februari 2023.
Partijen hebben niet gereageerd op de brief van 1 maart 2023 zodat de Raad over gaat tot rectificatie van de onderhavige uitspraak.

BESLISSING

Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) R.L. Rijnen