ECLI:NL:CRVB:2023:545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit-Colenbrander
- C.F.E. van OldenSmit
- M.L. Noort
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdige indiening van het beroepschrift en niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, die werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank had eerder op 13 november 2020 een uitspraak gedaan, welke op 24 november 2020 aan partijen was toegezonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 5 januari 2021. Het beroepschrift was echter pas op 6 januari 2021 ter post bezorgd en op 7 januari 2021 door de Raad ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend.
De Raad overwoog dat de enkele stelling van appellante dat het beroepschrift binnen de termijn was verzonden, onvoldoende was om aan te tonen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Raad stelde vast dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in verzuim was geweest. De Raad wees erop dat het risico van een te late indiening volledig voor rekening van de indiener komt. Appellante was door de rechtbank gewezen op de beroepstermijn en had pro forma beroep kunnen instellen om de termijn veilig te stellen.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met S.B. Smit-Colenbrander als voorzitter en C.F.E. van OldenSmit en M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van griffier S.C. Scholten.