ECLI:NL:CRVB:2023:536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van herhaalde aanvraag voor 24-uurs zorg op basis van de Wet langdurige zorg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1991, heeft lichamelijke en psychische klachten en heeft in 2018 herhaaldelijk zorg aangevraagd. Het CIZ heeft deze aanvragen afgewezen, omdat er volgens hen geen noodzaak was voor 24-uurs zorg in de nabijheid. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de afwijzing van de aanvragen door het CIZ en de daaropvolgende bezwaren van appellant. De medisch adviseur van het CIZ heeft geconcludeerd dat appellant geen blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24-uurs zorg, en dat zijn zorgbehoefte overwegend planbaar is. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat er nader onderzoek nodig is naar zijn chronische vermoeidheidsklachten.
De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om het oordeel van de rechtbank te herzien. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het CIZ op basis van de beschikbare gegevens terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz. De e-mail van appellant aan het CIZ kan niet worden aangemerkt als een ingebrekestelling, waardoor er ook geen dwangsom is verbeurd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.