In deze zaak heeft appellante, geboren in 1981, zich tot het college van burgemeester en wethouders van Almere gewend voor maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening autoaanpassing, maar deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat zij geen toestemming had gegeven voor het versturen van een medisch advies. Na meerdere besluiten van het college, heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag en verzocht om schadevergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2023 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het college in gebreke was gebleven met betrekking tot de beslissing over de dwangsom, omdat het college niet had beslist op het bezwaar van appellante over de verschuldigdheid van de dwangsom. De Raad heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.260,-. Tevens heeft de Raad het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat appellante dit verzoek niet voldoende had onderbouwd.
De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.674,- en heeft bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 131,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden in tegenwoordigheid van de griffier de beslissing hebben uitgesproken.