ECLI:NL:CRVB:2023:51
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en ligbad op grond van de Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1967, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden en een ligbad op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen had deze aanvraag afgewezen, omdat de meerderjarige zoon en de partner van appellante als gebruikelijke hulp huishoudelijke taken konden verrichten. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat er in de periode in geding geen te compenseren beperkingen waren in de zelfredzaamheid of participatie van appellante. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank dat de partner en zoon van appellante in staat waren om de huishoudelijke taken over te nemen. Ook werd vastgesteld dat appellante geen ligbad nodig had, en dat het college niet verplicht was om nader medisch onderzoek te verrichten. De Raad concludeerde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen.
De uitspraak bevestigde dat de afwijzing van de aanvraag voor de maatwerkvoorziening terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.S. de Vries als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.