ECLI:NL:CRVB:2023:467

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
19 / 922 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

Op 14 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/922 PW. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een hoger beroep dat was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 januari 2019. De appellant had op 11 januari 2022 een tussenuitspraak ontvangen, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2022:133. Na een herziene beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 17 maart 2022, heeft de appellant op 30 mei 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft vastgesteld dat het college met de herziene beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor de procedure in beroep en € 2.511,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 4.185,- dat het college aan de appellant moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 maart 2023
19/922 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 januari 2019, 18/5914 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 11 januari 2022 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2022:133.
Het college heeft op 17 maart 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft mr. Van Tol-Macharoblishvili namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 9 juni 2022 kenbaar gemaakt geen behoefte te hebben een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met de herziene beslissing op bezwaar van 17 maart 2022 geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep en € 2.511,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.185,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) D. van der Boom