ECLI:NL:CRVB:2023:467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep
Op 14 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/922 PW. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een hoger beroep dat was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 januari 2019. De appellant had op 11 januari 2022 een tussenuitspraak ontvangen, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2022:133. Na een herziene beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 17 maart 2022, heeft de appellant op 30 mei 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De Raad heeft vastgesteld dat het college met de herziene beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,- voor de procedure in beroep en € 2.511,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 4.185,- dat het college aan de appellant moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.