Uitspraak
21.2521 BBZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
Op 14 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk. De zaak betreft een hoger beroep van appellant, die een aanvraag om algemene bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) had ingediend. Appellant ontving in de periode van 22 oktober 2014 tot 1 februari 2022 algemene bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had op 13 december 2018 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Bbz 2004, met het oog op de herstart van zijn bedrijf. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat het bedrijf niet levensvatbaar zou zijn.
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat de hoogte van de door hem gewenste bijstand gelijk was aan de al ontvangen bijstand op grond van de PW. De Raad concludeerde dat het voor het procesbelang niet relevant is uit welke bron de ontvangen middelen afkomstig zijn, en dat de gestelde schade van appellant niet aannemelijk was.
De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat voor procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er daadwerkelijk een feitelijke betekenis moet zijn voor de indiener.