Uitspraak
21.2178 WLZ, 21/2179 WLZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraken 1 en 2;
- verklaart de beroepen van betrokkene niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
Op 14 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 10 mei 2021. De zaak betreft de bestreden besluiten van 26 maart 2020, die beslissingen op bezwaar zijn. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat niet aan het vereiste van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was voldaan. De Raad constateert dat betrokkene zelf geen bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten waarover bij de bestreden besluiten in bezwaar is beslist, waardoor er geen beroep openstond. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraken en verklaart de beroepen van betrokkene niet-ontvankelijk. De beroepschriften van de budgethouders dienen opnieuw door de rechtbank ter hand te worden genomen, zonder dat betrokkene hierbij als partij is betrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank de beroepen van betrokkene niet in behandeling kon nemen, omdat niet voldaan was aan het vereiste dat voorafgaand aan het instellen van beroep, bezwaar moest worden gemaakt. Dit leidt tot einduitspraken die vatbaar zijn voor hoger beroep. De Raad wijst op eerdere uitspraken en concludeert dat de bestreden besluiten van 26 maart 2020 beslissingen op bezwaar zijn, en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat betrokkene als belanghebbende moet worden aangemerkt. De Raad laat in het midden of betrokkene als belanghebbende kan worden beschouwd, omdat deelname aan de procedures voor hem niet mogelijk is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van het volgen van de juiste procedures in bestuursrechtelijke zaken.