ECLI:NL:CRVB:2023:457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen bijstand met terugwerkende kracht; beoordeling van bijzondere omstandigheden voor bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben bijstand aangevraagd met terugwerkende kracht, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen. De bijstand is toegekend met ingang van de datum van melding, 18 september 2020, maar niet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010, zoals door de appellanten was verzocht.
De appellanten hebben aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend. Zij hebben gesteld dat medische klachten, beperkte taalvaardigheid en gebrek aan begeleiding hen hebben belet om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aard en ernst van de psychische klachten niet zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is geleverd dat de appellanten niet eerder een aanvraag hadden kunnen indienen of dat zij geen hulp hebben kunnen inroepen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat onbekendheid met de regelgeving of een gebrek aan voorlichting van het college op zichzelf geen bijzondere omstandigheden vormen die rechtvaardigen dat bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de eerdergenoemde argumenten.