In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, werkzaam bij de politie, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef dat hem niet in aanmerking bracht voor een seniorfunctie op basis van het overgangsbeleid. De Raad oordeelde dat de korpschef onvoldoende had gemotiveerd waarom de appellant, ondanks zijn goede functioneren, niet geschikt zou zijn voor de functie van [naam functie 4]. De Raad stelde vast dat er onvoldoende informatie was om te beoordelen in hoeverre de beperkingen van de appellant een goede invulling van de kerntaken in de weg stonden. De korpschef werd opgedragen om nader onderzoek te doen en een nieuwe beslissing te nemen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de korpschef ook werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant.