ECLI:NL:CRVB:2023:412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
22 / 4010 WW-W-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter, E.H. Rottier, die ook voorzitter was van de meervoudige kamer die eerder een uitspraak heeft gedaan in een vergelijkbare zaak. De verzoekster ontving op 16 januari 2023 een brief waarin werd meegedeeld dat haar verzoek om herziening zou worden behandeld door de behandelend rechter. Echter, het wrakingsverzoek werd pas op 26 januari 2023 ingediend, wat in strijd is met artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn die aanleiding geven tot het verzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzoekster niet tijdig heeft gehandeld en dat haar verzoek om wraking daarom niet-ontvankelijk is. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.4010 WW-W-PV, 22/4011 WW-W-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Zitting hebben: E.J.M. Heijs als voorzitter, en M.A.H. van Dalen-van Bekkum en K.M.P. Jacobs als leden
Griffier: S.S. Blok
Verzoekster en H.G. Rottier (behandelend rechter) zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Verzoekster heeft herziening gevraagd van de uitspraak van de Raad van 8 december 2010 in de zaken 10/890 WW en 10/891 WW, in gedingen tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2. Bij brief van 16 januari 2023 is aan verzoekster meegedeeld dat haar verzoek om herziening zou worden behandeld door de behandelend rechter. Op 26 januari 2023 heeft verzoekster een verzoek om wraking tegen de behandelend rechter ingediend, omdat de behandelend rechter voorzitter was van de meervoudige kamer die de uitspraak van 8 december 2010 heeft gedaan en zij in hem geen vertrouwen (meer) had.
3. Verzoekster heeft bij brief van 15 februari 2023 verzocht de behandeling van het verzoek om wraking uit te stellen. Dit verzoek is bij brief van 21 februari 2023 afgewezen.
4. Artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die tot het verzoek aanleiding hebben gegeven. Aan verzoekster is bij brief van 16 januari 2023 bekendgemaakt dat de behandelend rechter het verzoek om herziening zou behandelen. Toch heeft zij het wrakingsverzoek pas op 26 januari 2023 ingediend en daarmee, gelet op haar wrakingsgrond, niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. Dat betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.S. Blok (getekend) E.J.M. Heijs
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep