ECLI:NL:CRVB:2023:412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening
In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter, E.H. Rottier, die ook voorzitter was van de meervoudige kamer die eerder een uitspraak heeft gedaan in een vergelijkbare zaak. De verzoekster ontving op 16 januari 2023 een brief waarin werd meegedeeld dat haar verzoek om herziening zou worden behandeld door de behandelend rechter. Echter, het wrakingsverzoek werd pas op 26 januari 2023 ingediend, wat in strijd is met artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn die aanleiding geven tot het verzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzoekster niet tijdig heeft gehandeld en dat haar verzoek om wraking daarom niet-ontvankelijk is. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.