ECLI:NL:CRVB:2023:386

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
20 / 3691 PW-S
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om schadevergoeding wegens vertragingsschade en wettelijke rente

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om schadevergoeding. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, maar trok dit hoger beroep in omdat het college van burgemeester en wethouders van Almere met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 september 2022 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen. Deze gewijzigde beslissing herroept de eerdere onrechtmatige beslissing op bezwaar, waardoor appellant schade heeft geleden in de vorm van vertragingsschade, die zich uitdrukt in wettelijke rente.

Het verzoek van appellant om het college te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering werd toegewezen. De Raad oordeelde dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bestuursrechter bevoegd is om een bestuursorgaan te veroordelen tot schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig besluit. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in verband met het verzoek om schadevergoeding toegewezen, begroot op € 837,-.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en rechtmatige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor belanghebbenden om schadevergoeding te vorderen in geval van onrechtmatige besluiten. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechter en griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 februari 2023
20/3691 PW-S
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H. Kouw hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 september 2020, 20/1720.
Het college heeft op 29 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. In dit besluit is het college volledig aan appellant tegemoet gekomen. Daarbij heeft het college aan appellant een proceskostenvergoeding van € 2.818,- toegekend, zijnde twee punten voor de kosten van bezwaar, twee punten voor de in beroep en één punt voor de in hoger beroep gemaakte kosten voor verleende kosten van rechtsbijstand.
Bij brief van 3 oktober 2022 is namens appellant verzocht tot vergoeding van vertragingsschade (wettelijke rente).
Tijdens de zitting van 4 oktober 2022 heeft mr. Kouw namens appellant het hoger beroep ingetrokken met handhaving van het verzoek tot vergoeding van schade en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten van dit verzoek. Omdat het college niet ter zitting is verschenen, heeft de Raad het college een schriftelijke reactie gevraagd.
Het college heeft zich in zijn schriftelijke reactie gerefereerd aan het oordeel van de Raad met betrekking tot het verzoek om vergoeding van schade.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het college met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 september 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Ter beoordeling staat nog slechts het in hoger beroep ingediende verzoek om vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten in verband met dit verzoek.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Door de gewijzigde beslissing op bezwaar is de eerste beslissing op bezwaar herroepen vanwege een onrechtmatigheid. Door dit onrechtmatige besluit heeft appellant schade geleden in de vorm van vertragingsschade (wettelijke rente). Het verzoek om het college te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt dan ook toegewezen. Voor de wijze waarop het college de rente dient te berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in verband met het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade. Deze kosten worden begroot op € 837,- (2 punten met wegingsfactor 0,5) in verband met de indiening van het verzoek en de behandeling van het verzoek ter zitting.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het college tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) D. van der Boom