ECLI:NL:CRVB:2023:355

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
22/2676 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F. van der Wiele, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 februari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Zowel op 5 september 2022 als op 6 oktober 2022 zijn brieven verzonden waarin de gemachtigde werd verzocht om de beroepsgronden en een schriftelijke machtiging in te dienen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de gemachtigde niet in verzuim is geweest.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2023
22/2676 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juli 2022, 21/3880 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F. van der Wiele hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 5 september 2022 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 6 oktober 2022 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij brief van 5 september 2022 is aan de gemachtigde van appellant verzocht binnen vier weken een schriftelijke machtiging ter gelegenheid van de hoger beroepsprocedure als bedoeld in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in te zenden. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 6 oktober 2022 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de verlangde machtiging in te zenden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat het (hoger) beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de hiervoor genoemde onderwerpen kan op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat gemachtigde van appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.