ECLI:NL:CRVB:2023:355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F. van der Wiele, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 februari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Zowel op 5 september 2022 als op 6 oktober 2022 zijn brieven verzonden waarin de gemachtigde werd verzocht om de beroepsgronden en een schriftelijke machtiging in te dienen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de gemachtigde niet in verzuim is geweest.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.