Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 7 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 8 februari 2021 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 9 maart 2021, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. van der Wiele, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelt dat hij door zijn medische klachten, waaronder COPD, niet in staat is om te werken, vooral niet in een omgeving met luchtwegprikkelende stoffen.
De rechtbank heeft de zaak op 1 juni 2022 behandeld en de argumenten van eiser en het UWV gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij door zijn longproblemen en de coronamaatregelen niet buitenshuis kan werken, maar de rechtbank oordeelt dat er geen medische onderbouwing is voor de stelling dat eiser ernstiger beperkt is dan door het UWV aangenomen.
De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 9 maart 2021, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van een ZW-uitkering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 7 juli 2022.