ECLI:NL:RBZWB:2022:3808

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 8 februari 2021 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 9 maart 2021, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. van der Wiele, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelt dat hij door zijn medische klachten, waaronder COPD, niet in staat is om te werken, vooral niet in een omgeving met luchtwegprikkelende stoffen.

De rechtbank heeft de zaak op 1 juni 2022 behandeld en de argumenten van eiser en het UWV gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij door zijn longproblemen en de coronamaatregelen niet buitenshuis kan werken, maar de rechtbank oordeelt dat er geen medische onderbouwing is voor de stelling dat eiser ernstiger beperkt is dan door het UWV aangenomen.

De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 9 maart 2021, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van een ZW-uitkering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus en openbaar gemaakt op 7 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3880 ZW

uitspraak van 7 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. F. van der Wiele,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 8 februari 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 9 maart 2021.
Met het bestreden besluit van 30 juli 2021 op het bezwaar van eiser heeft het UWV bij de beëindiging van de uitkering gehandhaafd.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en [naam vertegenwoordiger] als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is en doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 9 maart 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiser is werkzaam geweest als storings/onderhoudsmonteur. Voor dat werk is hij op 2 januari 2020 uitgevallen vanwege luchtwegklachten. Het UWV heeft eiser met ingang van 2 januari 2020 een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] eiser op het telefonisch spreekuur van 25 januari 2021 gesproken en het dossier bestudeerd. De primaire arts heeft op 28 januari 2021 gerapporteerd dat eiser belemmeringen ervaart ten aanzien van lopen/fysieke inspanning, boven schouderhoogte actief zijn, reiken, concentratie en het omgaan met conflicten. Eiser meent daardoor niet te kunnen werken, maar voldoet niet aan de criteria voor “geen benutbare mogelijkheden” in het Schattingsbesluit. Dit omdat er geen disfunctioneren op persoonlijk en sociaal gebied is, eiser niet is opgenomen of bedlegerig is, niet in grote mate ADL-afhankelijk is en er geen sprake is van sterk wisselende mogelijkheden. Eiser heeft volgens de primaire arts mogelijkheden die hij kan inzetten bij het verrichten van een taak.
Primaire arts [naam primaire arts] acht eiser als gevolg van ziekte/gebrek aangewezen op beperkingen. Zij acht eiser aangewezen op fysiek lichter werk, waarvoor zij beperkingen heeft aangenomen. Ook heeft zij beperkingen aangenomen voor veelvuldige deadlines/productiepieken, hoog handelingstempo en omgaan met conflicten. Omdat er geen verminderde beschikbaarheid wegens behandeling of opname is, geen medisch substraat dat energetische beperkingen geeft en evenmin aanleiding is op preventieve gronden tot een urenbeperking te komen heeft [naam primaire arts] daarvan afgezien.
Zij merkt daarbij op dat er sprake is van multipele gezondheidsproblematiek en dat als gevolg van behandeling er nog verbetering te verwachten is op het persoonlijk en sociaal functioneren en voor reiken.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 januari 2021
.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gezien op de hoorzitting van 23 juli 2021 en hem aansluitend onderzocht. Verder heeft zij het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b concludeert in haar rapportage van 23 juli 2021 dat gericht lichamelijk onderzoek door de primaire arts niet mogelijk was omdat het een telefonisch spreekuur betrof. In bezwaar heeft daarom alsnog lichamelijk onderzoek van de schouder plaatsgevonden en dat heeft geleid tot het enerzijds toevoegen van enkele beperkingen terwijl anderzijds enkele beperkingen die niet konden worden onderbouwd, zijn weggelaten. Zo acht [naam verzekeringsarts b&b] eiser beperkt voor het actief zijn in een omgeving met sterk luchtwegprikkelende stoffen (stoffig/rokerig/gassen) en voor fysiek zeer sterk inspannende taken omdat dit de luchtwegen te sterk zou belasten. Ook langdurig sterk buigen acht de verzekeringsarts b&b beperkt omdat de hogere druk op de thorax de luchtwegen verder beklemt.
Zij acht eiser door Covid 19 niet verder beperkt dan anderen. Rondom de datum in geding gold voor eiser een stabiele COPD zonder exacerbaties, waarbij eiser sinds juni 2020 niet meer onder behandeling van een longarts was.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] acht eiser beperkt voor mentaal sterk stresserende activiteiten door veelvuldige krappe deadlines of een zeer hoog gedwongen handelingstempo bij mentaal complexe taken.
De claim van meer beperkingen voor concentratie volgt [naam verzekeringsarts b&b] niet omdat de concentratie valt binnen de norm van de CBBS-systematiek en volstaat voor de gevoerde hoorzitting van een uur en om auto te rijden (hetgeen minimaal normale concentratie vergt). Vanuit de schouderpathologie is de verzekeringsarts b&b het eens met de beperkingen van de primaire arts voor fysiek sterke schouderbelastende activiteiten.
Hoewel zij het belangrijk vindt verslechtering door structurele overbelasting te voorkomen wijst de verzekeringsarts b&b op het belang van in beweging blijven en van voorkomen van onderbelasting omdat daardoor de conditie af zou kunnen nemen, met juist daardoor een toename van ervaren (pijn- of benauwdheids-)klachten bij belasting.
Ook heeft de verzekeringsarts b&b er op gewezen dat volledige terugtrekking uit de sociale omgeving drempelverhogend kan werken met toenemende spanningen als er toch weer mentaal belastende activiteiten ondernomen moeten worden. Bij het blijven ondergaan van zaken die eiser mentaal stresserend acht, kunnen ook succeservaringen worden opgedaan en dat kan de-escalerend en daarmee drempelverlagend werken volgens [naam verzekeringsarts b&b] .
Zij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser in overeenstemming met haar rapportage neergelegd in de FML van 23 juli 2021, geldig vanaf 9 maart 2021
.
4.3
Eiser heeft onder verwijzing naar zijn bezwaren en alles wat in de hoorzitting door en namens eiser is gesteld, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het met zijn COPDGold 2 onwenselijk is te worden blootgesteld aan stof, rook, gassen en dampen en dat die beperking moet worden aangepast. Gelet op zijn hoge risico op een zeer ernstig verloop bij Covid-besmetting dient eiser alleen werk vanuit huis te kunnen verrichten. Werk niet vanuit het eigen huis mag zijns inziens niet van hem worden gevraagd en dat moet in de FML worden opgenomen bij item 3.8. Daarbij heeft eiser verwezen naar de door de rijksoverheid dringend geadviseerde coronamaatregelen.
Ook acht eiser aanscherping in verband met de schouderproblematiek nodig van de beperkingen voor reiken, duwen/trekken, tillen, dragen en boven schouderhoogte actief zijn.
Daarnaast wijst eiser op de psychische impact die de longproblematiek (met in eerste instantie de verdenking van terminale longkanker) op hem heeft en waarvoor hij op de wachtlijst staat bij de GGZ voor behandeling.
Met de te licht vastgestelde FML zijn voor eiser functies geduid die hij niet kan vervullen gelet op de plaats waar ze worden uitgevoerd, namelijk in beginsel een fabriekshal zonder dat hij weet hoe afstand te houden van eventuele collega’s en zonder dat duidelijk is hoe de luchtcirculatie is.
In zijn aanvullende beroepsgronden van 5 oktober 2021 heeft eiser nogmaals benadrukt dat van hem niet gevraagd mocht worden op de datum in geding werk buiten zijn eigen woning te verrichten, in verband met de Corona-maatregelen van de overheid en het risico dat niet alle eventuele collega’s die maatregelen in acht nemen. Dat eiser niet meer onder behandeling van een longarts stond, maakt dat door letterlijke interpretatie van de RIVM-richtlijnen eiser ten onrechte niet tot de risicogroep behoort, terwijl hij voor zijn longproblemen nog altijd onder behandeling is/was, zij het bij de huisarts. Eiser stelt een aanzienlijk verhoogd risico op een ernstig verloop van een Covidbesmetting te houden, en dat dit door een verzekeringsarts zelfstandig moet worden afgewogen. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een rapport van de ‘Global Initiave for Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD) Sciense Committe’ uit 2021 overgelegd.
Verder stelt eiser dat uit een bijgevoegde studie van de Universiteit Utrecht blijkt dat steeds minder mensen zich houden aan de overheidsrichtlijnen voor gedrag in Corona-tijd. Daarmee is het risico van overdracht binnen de geduide functies vergroot. Eiser stelt dat ten onrechte geen beperkingen zijn aangebracht in de FML voor het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van eigen gevoelens en het samenwerken. Daarbij stelt eiser dat uit de verklaring van een psycholoog blijkt dat hij tot maart 2020 onder behandeling stond en bekend was met een depressie. Uit dat stuk blijkt dat de verzekeringsartsen ten onrechte geen serieuze aandacht hebben besteed aan het hanteren van emotionele problemen en het uitdrukken van de eigen gevoelens.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder niet alleen zijn mentale en COPD-klachten, maar ook de door eiser gestelde problemen als gevolg van de heersende Corona-pandemie en de effecten die dat op zijn gezondheid zou kunnen hebben. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van die klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de artsen van het UWV hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat in de beroepsgronden geen medische beoordeling is opgenomen waaruit blijkt dat de verzekeringsarts b&b tot een onjuiste afweging of conclusie is gekomen. Eiser stelt dat hij een ernstiger gevaar loopt bij besmetting dan anderen, maar niet is uit medisch stukken kunnen blijken dat hij op de datum in geding daadwerkelijk ernstiger beperkt was dan door de artsen van het UWV aangenomen. Wat er ook zij van het rapport van GOLD uit 2021 en het rapport van de Universiteit Utrecht uit 2020 dat door eiser is aangeleverd, daarin staat niet een medische onderbouwing gebaseerd op de specifieke medische problemen van eiser die twijfel kan zaaien aan de juistheid van de FML van 23 juli 2021. Ook de door eiser overgelegde informatie van de psycholoog, kan de rechtbank niet brengen tot twijfel aan die FML. Dat eiser ten tijde in geding, 9 maart 2021, meer beperkingen kent en niet buitenshuis zou kunnen werken is niet met medische data onderbouwd. De informatie omtrent eisers psychische problematiek ziet op de behandeling bij Fivoor Ambulant Centrum te [plaatsnaam] vanaf juli 2019, waarbij is vermeld dat in maart 2020 de psychologische behandeling is gestopt en het dossier in december 2020 is gesloten. Uit nader voor de zitting toegestuurde informatie blijkt dat het gaat om door Fivoor-psycholoog [naam fivoor-psycholoog] op 14 september 2021 beantwoorde vragen naar de implicaties van Covid-19 op eisers beperkingen. In dat verband benadrukt de rechtbank dat de datum hier in geding 9 maart 2021 is. Voorts staat in die informatie dat vanwege het al langer verbroken contact met eiser niet valt te zeggen wat werken buitenshuis voor klachten bij eiser op zou kunnen leveren.
Ook voor de andere door eiser aangevoerde klachten, waaronder darmontsteking en schouderklachten, zijn geen andere medische gedingstukken overgelegd. Deze klachten waren bij de artsen van het UWV bekend en zijn bij hen in de afwegingen en conclusies betrokken.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 23 juli 2021 de beperkingen van eiser per datum in geding zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), tester, controleur elektro (Sbc-code 466040) en monteur printplaten (Sbc-code 267051).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat de FML sterk moet worden aangepast, onder meer aan de omstandigheden dat hij niet anders dan vanuit zijn eigen woning zou kunnen werken.
5.3
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 5 februari 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 27 juli 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd, volgt zij die opvatting niet.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 9 maart 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 7 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).