In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 24 maart 2016 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Deze besluiten betroffen de herziening van zijn bijstand en de terugvordering van bijstandsuitkeringen, alsook de oplegging van een boete. Het college had vastgesteld dat appellant bijschrijvingen en contante stortingen op zijn bankrekening had ontvangen, die als inkomen moesten worden aangemerkt. Appellant betwistte dit en voerde aan dat de bedragen afkomstig waren van zijn verhuurder en dat hij deze slechts ter beschikking had gesteld om haar te helpen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijschrijvingen geen inkomen betroffen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze bedragen niet te melden. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de boete die aan appellant was opgelegd, evenredig was aan de ernst van de overtreding. De Raad verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het verrekeningsbesluit ook ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van alle relevante financiële gegevens door bijstandsontvangers.