In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzekerde, geboren in 2013, die lijdt aan het Bosch-Boonstra-Schaaf optische atrofie syndroom (BBSOAS) en een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft ingediend. Het CIZ heeft deze aanvraag in 2019 afgewezen, met als argument dat niet kon worden vastgesteld dat de verzekerde blijvend behoefte had aan 24 uur zorg in de nabijheid. De rechtbank heeft het beroep van de verzekerde gegrond verklaard en het CIZ opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat de onderbouwing van de medisch adviseurs van het CIZ niet voldoende is om het standpunt over de blijvendheid van de zorgbehoefte te dragen. De Raad stelt vast dat de verzekerde, ondanks enige ontwikkeling, een blijvende intensieve zorgbehoefte heeft. De Raad oordeelt dat de verzekerde op het moment van het bestreden besluit al blijvend was aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van het CIZ en geeft hen de opdracht om opnieuw te onderzoeken of de zorgbehoefte van de verzekerde in de beoordelingsperiode onder de gebruikelijke zorg valt.
De Raad heeft ook de proceskosten van de verzekerde in hoger beroep toegewezen aan het CIZ, ter hoogte van € 1.674,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de zorgbehoefte van verzekerden met complexe medische aandoeningen zoals BBSOAS.