ECLI:NL:CRVB:2023:280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vaststelling maandlasten studieschuld en afwijzing verzoek dwangsom
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen twee eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel. De eerste aangevallen uitspraak betreft de vaststelling van het maandelijkse aflossingsbedrag van de studieschuld van appellante, vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister heeft dit bedrag in overeenstemming met de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) vastgesteld op € 338,48, gebaseerd op het toetsingsinkomen van appellante in 2018. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen rechtsongelijkheid is, aangezien de maatstaf voor de berekening van de draagkracht voor iedere debiteur gelijk is. De door appellante aangevoerde extra kosten werden niet in de beoordeling meegenomen, omdat de wetgever dit niet heeft voorzien.
De tweede aangevallen uitspraak betreft de afwijzing van het verzoek van appellante om een dwangsom te betalen wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar bezwaarschrift daadwerkelijk is verzonden, waardoor de minister niet in gebreke was. De Centrale Raad van Beroep heeft de oordelen van de rechtbank onderschreven en de hoger beroepen van appellante verworpen. De Raad benadrukt dat het aan de verzender is om bewijs van verzending te leveren en dat appellante hierin niet is geslaagd. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan de orde.