ECLI:NL:CRVB:2023:2515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag wezenuitkering op grond van de ANW wegens gebrek aan juridisch ouderschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, een minderjarig kind, had een aanvraag ingediend na het overlijden van haar tante, die als voogd en verzorgster fungeerde. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet ouderloos was geworden door het overlijden van haar tante, die niet het juridisch ouderschap over haar had. De Raad bevestigt dat het begrip 'ouder' in de ANW moet worden uitgelegd volgens het burgerlijk recht, en dat de tante niet als ouder kan worden beschouwd. Hierdoor heeft appellante geen recht op een wezenuitkering.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond heeft verklaard. De rechtbank had vastgesteld dat de ouders van appellante, die in 2007 en 2009 overleden, niet verzekerd waren voor de ANW, en dat appellante door het overlijden van haar tante niet ouderloos is geworden. De Raad wijst erop dat de ANW geen definitie van het begrip 'ouder' bevat, en dat aansluiting moet worden gezocht bij het burgerlijk recht. De Raad concludeert dat de Svb zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van appellante en dat de weigering om een wezenuitkering toe te kennen niet in strijd is met het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
De uitspraak bevestigt dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een wezenuitkering strikt zijn en dat het overlijden van een pleegouder of een aangehuwd ouder niet leidt tot ouderloosheid in de zin van de ANW. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat het besluit van de Svb in stand, waardoor appellante geen recht heeft op de aangevraagde uitkering.